Een bedrijf met een goed beheerd klimaatmanagementsysteem en de doelstelling van CO2-neutraliteit heeft tegenwoordig een sterk concurrentievoordeel. Het onderscheidt zich van concurrenten door duurzaamheid en is aantrekkelijk als werkgever. De eerste grote ondernemingen hebben al aangekondigd dat bonusbetalingen aan hun raad van bestuur zullen worden gekoppeld aan het bereiken van duurzaamheidsdoelstellingen, en het opstellen van materialiteitsanalyses neemt toe. In dit artikel vindt u informatie over welke drijfveren leiden tot veranderingen op het gebied van klimaatbescherming, hoede CO2-balans in een bedrijf eruit kan zien en welke normen hiervoor relevant zijn.
- Politieke drijfveren voor klimaatbescherming
- Netwerken en normen als drijfveren voor klimaatbescherming
- De maatschappij als motor voorCO2-neutraliteit en klimaatbescherming
- Het bedrijfsleven als motor voor klimaatbescherming
- Klimaatmanagement enCO2-neutraliteit - een classificatie
- Broeikasgasboekhouding als uitgangspunt
- Het proces volgens ISO 14064
- HoeCO2-neutraliteit te bereiken - conclusie
- DQS: Simply leveraging Quality.
CO2-neutraliteit - een definitie
In engere zin betekent de termCO2-neutraliteit dat er geen CO2 wordt uitgestoten of dat deCO2-uitstoot volledig wordt gecompenseerd. Een actiecontext die in deze zinCO2-neutraal is, verhoogt de concentratie van het broeikasgasCO2 in de atmosfeer niet, maar kan wel andere invloeden op het klimaat hebben, bijvoorbeeld door de uitstoot van andere broeikasgassen zoals methaan of lachgas of - in het voorbeeld van de luchtvaart - door een verandering van het wolkendek.CO2-neutraliteit is dus niet synoniem met klimaat- of broeikasgasneutraliteit. [Klimaatneutraliteit betekent dat een proces of activiteit het klimaat niet beïnvloedt. Bron: Wikipedia
Politieke drijfveren voor klimaatbescherming
In 1997 werd in Kyoto, Japan, de conferentie over klimaatverandering gehouden, waar het "Protocol van Kyoto" werd aangenomen. Met dit protocol werd een Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering tot stand gebracht, waarin voor het eerst juridisch bindende afspraken werden gemaakt over de beperking en vermindering van broeikasgassen zoals kooldioxide (CO2), methaan (CH4) en distikstofoxide (N2O), alsmede gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen) zoals waterstofhoudende fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6).
De overeenkomst is in 2005 in werking getreden. Zij werd gevolgd door twee verbintenisperioden. Na de eerste, die liep van 2008 tot 2012, stelden de deelnemende landen vast dat de gewenste klimaatdoelstellingen niet waren gehaald. Dit leidde tot een tweede verbintenisperiode, die liep van 2013 tot 2020.
Om het internationale klimaatbeschermingsproces na 2020 in stand te houden, was er behoefte aan een nieuwe klimaatbeschermingsovereenkomst. Zo werd in 2015 de "Klimaatovereenkomst van Parijs" aangenomen, waarin voor het eerst een concrete doelstelling werd vastgesteld om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de twee graden ten opzichte van het pre-industriële tijdperk.
In 1997 werd de conferentie over klimaatverandering gehouden in Kyoto, Japan, waar het "Protocol van Kyoto" werd aangenomen. Met dit protocol werd een Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering ingesteld, waarin voor het eerst juridisch bindende verplichtingen tot beperking en vermindering werden vastgelegd voor broeikasgassen zoals kooldioxide(CO2), methaan (CH4) en distikstofoxide (N2O), alsmede voor de gefluoreerde broeikasgassen (F-gassen) zoals waterstofhoudende fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6).
De overeenkomst is in 2005 in werking getreden. Zij werd gevolgd door twee verbintenisperioden. Na de eerste, die liep van 2008 tot 2012, stelden de deelnemende landen vast dat de gewenste klimaatdoelstellingen niet waren gehaald. Dit leidde tot een tweede verbintenisperiode, die liep van 2013 tot 2020.
Om het internationale klimaatbeschermingsproces na 2020 in stand te houden, was er behoefte aan een nieuwe klimaatbeschermingsovereenkomst. Zo werd in 2015 de "Klimaatovereenkomst van Parijs" aangenomen, waarin voor het eerst een concrete doelstelling werd vastgesteld om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de twee graden ten opzichte van het pre-industriële tijdperk.
CO2-neutraliteit in Duitsland tegen 2050
Op Europees niveau gaf het Kyoto-protocol aanleiding tot EU-emissiehandel. Dit wordt beschouwd als een instrument om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, aangezien slechts een beperkt aantal emissierechten mag worden uitgegeven en verhandeld op de markt. In Duitsland werd in 2016 het Klimaatbeschermingsplan 2050 aangenomen. Het doel is om tegen die tijd uitgebreideCO2-neutraliteit te bereiken.
ISO 14064-1 Broeikasgassen
White Paper
Wij leggen de norm uit: Meer waardevolle kennis over de regelgeving en belangrijke richtlijnen vindt u in onze gratis whitepaper.
Over de auteur: Altan Dayankac is een DQS-auditor en een veelgevraagd expert op het gebied van tal van duurzaamheidsonderwerpen.
In oktober 2019 publiceerde Duitsland het Klimaatbeschermingsprogramma 2030, dat dient ter uitvoering en concretisering van het Klimaatbeschermingsplan 2050. Dit bevat concrete doelen en maatregelen, waaronder de gewijzigde federale klimaatbeschermingswet.
Met deze wet heeft de federale regering de eisen aangescherpt en jaarlijks dalende broeikasgasemissies vastgelegd voor een groot aantal sectoren, bijvoorbeeld transport, industrie, gebouwen. Tegen 2030 moet deCO2-uitstoot met 65% verminderd zijn ten opzichte van 1990. Tegen 2045 moet Duitsland broeikasgasneutraal zijn. De respectieve ministeries zijn verantwoordelijk voor het toezicht op het welslagen van de doelstellingen en voor eventuele vervolgmaatregelen.
Netwerken en normen als motor voor klimaatbescherming
Duurzaamheidsnetwerken en -normen ondersteunen het thema klimaatbescherming enCO2-neutraliteit. Daartoe behoren bijvoorbeeld het Global Compact, het Global Reporting Initiative (GRI) of de Duitse duurzaamheidscode (DNK), die richtsnoeren bevatten voor niet-financiële rapportage en de kwestie van de broeikasgassen aanpakken. Verder zijn er de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties, die in 2015 zijn aangenomen en in 2017 in werking zijn getreden. Ze maken deel uit van de 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling. In de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen is er één "actie tegen klimaatverandering".
De samenleving als motor voorCO2-neutraliteit en klimaatbescherming
Het ontstaan van broeikasgassen zoalsCO2 is hoofdzakelijk gebaseerd op menselijke activiteiten zoals het intensieve gebruik van fossiele brandstoffen en koolstofhoudende brandstoffen. Om de gestelde doelen en bijvoorbeeldCO2-neutraliteit te bereiken zijn alle actoren nodig: bedrijven, niet-gouvernementele organisaties en particulieren, die veel druk kunnen uitoefenen in de richting vanCO2-neutrale bedrijven. Consumenten kunnen via hun consumptiegedrag de kwestie vanCO2-neutraliteit helpen sturen. Duurzaamheidskwesties zijn nu ook een belangrijke, gestaag groeiende factor in de concurrentiestrijd tussen bedrijven, bijvoorbeeld voor nieuwe werknemers.
Het bedrijfsleven als motor voor klimaatbescherming
Ook het bedrijfsleven kan niet langer om de klimaatbescherming heen. Veel klanten stellen nu eisen aan de duurzaamheid van toeleveringsketens en meer in het bijzonder aan de klimaatproblematiek. Sommige grote ondernemingen hebben het probleem van de klimaatbescherming zelf ontdekt en streven naareen CO2-neutrale bedrijfsvoering. In sommige gevallen willen zij hun keuze van leveranciers zelfs laten afhangen van hun duurzaamheidsdoelstellingen.
Ook particuliere en institutionele beleggers besteden steeds meer aandacht aan klimaatbescherming, klimaatneutraliteit en andere duurzaamheidskwesties. In duurzaamheidsindexen worden steeds meer bedrijven opgenomen die op deze gebieden actief zijn. Naast duurzaamheidsfondsen voor particuliere beleggers hebben institutionele beleggers, bijvoorbeeld via het Carbon Disclosure Project (CDP), de mogelijkheid zich op de hoogte te stellen van het klimaatengagement en de koolstofvoetafdruk van ondernemingen op weg naar klimaatneutraliteit.
Dit is belangrijk omdat klimaatverandering enerzijds grote schade veroorzaakt en dus ook een risico wordt voor bedrijven door stormen of overstromingen, en anderzijds riskant is voor verzekeringsmaatschappijen als zij hoge schadevergoedingen moeten betalen. Het Carbon Disclosure Project is een initiatief met als doel dat bedrijven, maar ook gemeenten, hun milieugegevens publiceren. Meer dan 655 institutionele beleggers hebben toegang tot deze gegevens.
Klimaatbescherming is een integraal onderdeel geworden van de wereld van vandaag. Als u op lange termijn succesvol wilt zijn, is het noodzakelijk dat u zich bezighoudt met klimaatbeheer.
Klimaatmanagement enCO2-neutraliteit - een classificatie
Klimaatmanagement kan worden toegewezen aan het themablok duurzaamheidsmanagement en het sub-item milieumanagement (ISO 14001). Energiebeheer(ISO 50001) is dan terug te vinden in het gebied klimaatbeheer. Als in een bedrijf al een energiemanagementsysteem volgens ISO 50001 is opgezet, kunnen daaruit voordelen voor klimaatbescherming worden gehaald. Het is de moeite waard om voort te bouwen op bestaande structuren en de erkende ISO 14001- en ISO 50001-normen als input te gebruiken. Klimaatbeheer integreren in een bestaand geïntegreerd managementsysteem is ook een goede keuze. Hiervoor moeten organisaties:
- hun eigen drijfveren identificeren uit hun context- en stakeholderanalyse
- hun bestaande klimaatbeleid bekijken
- verantwoordelijkheden definiëren
- doelen stellen, bijv.CO2-neutraliteit, wetenschappelijk onderbouwde doelen
- een klimaatstrategie ontwikkelen met behulp van een PDCA-cyclus (Plan-Do-Check-Act)
- Gegevens van de milieu- en energiebeheersystemen gebruiken
- Houd rekening met de uitstoot van broeikasgassen, een essentieel onderdeel van het klimaatbeheer. Het is belangrijk hun impact te kennen en dienovereenkomstig doelstellingen vast te stellen.
Het is tegenwoordig bijna onmogelijk om geen standpunt in te nemen over klimaatneutraliteit of om niet actief te worden door effectieve klimaatbescherming. Een broeikasgasinventarisatie is daarom een belangrijke stap naar een duurzame toekomst.
Broeikasgasboekhouding als uitgangspunt
De broeikasgasboekhouding is gebaseerd op vijf principes:
- Relevantie
- Volledigheid
- Consistentie
- Transparantie
- Nauwkeurigheid
1. Relevantie
Alle relevante broeikasgasemissies worden bestreken, niet alleen deCO2-emissies, en de rapportage voldoet aan de behoeften van de gebruikers.
2. 2. Volledigheid
Alle broeikasgasbronnen binnen de systeemgrenzen/inventarisatiegrenzen worden bestreken. Als er uitsluitingen zijn, moeten deze worden vermeld en gemotiveerd.
3. Consistentie
Er moeten consistente methoden worden gebruikt om een zekere mate van vergelijkbaarheid tussen de jaren te waarborgen. Als er wijzigingen worden aangebracht (systeemgrenzen, methoden, gegevens), worden deze gedocumenteerd.
4. Transparantie
Het vermelden van aannames, gebruikte gegevensbronnen en berekeningsmethoden, zodat deze kunnen worden getraceerd.
5. Nauwkeurigheid
De geregistreerde broeikasgasemissies mogen niet systematisch hoger of lager zijn dan de werkelijke emissies. Dan zou het kunnen lijken alsof het bedrijf in het volgende jaar veel emissies heeft bespaard of ineens veel emissies heeft zonder te weten waar die vandaan komen. Daarom moet te allen tijde worden gezorgd voor nauwkeurige methoden en berekeningsmodellen.
Waarop letten voor u begint met gegevensverzameling
Voordat de BKG-boekhouding wordt toegepast, moeten de grenzen van de inventaris worden bepaald. Dit omvat de boekhoudkundige periode. Dit is meestal één jaar, maar kan vrij worden gekozen. De organisatorische inventarisatiegrenzen worden gebruikt om te beslissen welke bedrijven of bedrijfsdeelnemingen in de inventaris moeten worden opgenomen.
Een alternatieve benadering is de vermogensbenadering. Hierbij worden broeikasgassen zoalsCO2 bepaald uit de emissies van alle vestigingen en deelnemingen, en worden de emissies evenredig toegerekend.
Welke benadering wordt gebruikt, hangt af van de bedrijfsstructuur. Het is belangrijk te kijken naar de omvang van het bedrijf en wat de participatiestructuren zijn.
De operationele inventarisgrenzen gaan over welke emissies in de dekking moeten worden opgenomen. Er zijn directe emissies die het gevolg zijn van de activiteiten van een bedrijf, zoals elektriciteitscentrales, wagenparken of chemische processen. Afhankelijk van de bedrijfstak waaruit het bedrijf komt, moet hier ook rekening worden gehouden met lekkages (bv. koelmiddelen).
Indirecte emissies worden aangetroffen in upstream- en downstreamactiviteiten in de toeleveringsketen. Hieronder vallen bijvoorbeeld emissies die optreden bij de opwekking van ingekochte energie (elektriciteit), maar ook emissies die optreden op de locatie van de leverancier of tijdens het transport naar de locatie. Downstreamactiviteiten omvatten ook de emissies die optreden tijdens het gebruik van het product of die het gevolg zijn van vervoer en afvalverwijdering.
Er zijn verschillende benaderingen, afhankelijk van welke aanpak een bedrijf gebruikt om emissies te verantwoorden. Het GHG-protocol (of Greenhouse Gas Protocol) biedt normen en richtsnoeren in het Engels voor het opstellen vanCO2-inventarissen op verschillende gebieden. De Corporate Standard specificeert bijvoorbeeld welke emissies moeten worden opgenomen in een operationele inventarisatiegrens en verdeelt deze in drie scopes:
- Scope 1: verplichte registratie
Dit omvat de bovengenoemde directe emissies (wagenparken, elektriciteitscentrales in eigendom van het bedrijf, chemische processen, enz.) - Scope 2: verplicht
Hieronder vallen de eerder genoemde indirecte emissies (emissies die ontstaan door de opwekking van energie buiten het bedrijf, bijvoorbeeld elektriciteit en warmte, enz.) - Scope 3: optioneel
Dit zijn emissies die voortkomen uit de activiteiten van het bedrijf, maar waarover het geen controle heeft, bijvoorbeeld activiteiten van leveranciers, klanten of dienstverleners.
Gegevensverzameling en bepaling van emissies
De volgende gassen moeten in rekening worden gebracht. De omrekening inCO2-equivalenten (CO2 dient hier als uitgangspunt) is gebaseerd op het Global Warming Potential (GWP).
Broeikasgasemissies worden bijna nooit direct gemeten, maar worden bepaald met behulp van berekeningslogica. Hierbij zijn activiteitsgegevens en emissiefactoren van belang.
Activiteitsgegevens staan meestal voor de activiteiten die leiden tot broeikasgasemissies. Het gaat bijvoorbeeld om brandstofverbruik, elektriciteitsverbruik of afgelegde spoorkilometers. Geschikte gegevensbronnen zijn meterstanden, facturen, metingen, berekeningen, eventueel ramingen, of eventueel enquêtes onder werknemers over reisafstanden en vervoermiddelen. Deze waarden worden vervolgens gerelateerd aan de emissiefactoren.
Emissiefactoren beschrijven de verhouding van broeikasgassen die worden uitgestoten per eenheid van een gebruikte grondstof (bijvoorbeeld per eenheid diesel) en worden gewoonlijk uitgedrukt in tCO2eq/hoeveelheid. Voor het verkrijgen van de relevante gegevens zijn databases zoals de gratis databases GEMIS, ProBas of de commerciële databases GaBi, ecoinvent geschikt. Afhankelijk van de bedrijfstak of locatie kunnen andere gegevensbronnen of wetenschappelijke publicaties van belang zijn.
Het proces volgens ISO 14064
De ISO 14064-managementsysteemnorm stelt bedrijven in staat om hun broeikasgasemissies te controleren, te rapporteren en beter te beheren. De norm biedt bedrijven een kader voor de berekening en verificatie van broeikasgassen. Hij is vrijwillig en wordt gebruikt door bedrijven van alle groottes en uit een brede waaier van industrieën.
ISO 14064-1 – Broeikasgassen
Whitepaper
We leggen de norm uit:
- Gedetailleerde beschrijving van de normvereisten
- Specifieke verwijzingen naar de bijlage
- Uitgebreid glossarium
ISO 14064-1 heeft betrekking op broeikasgassen en kan worden gebruikt als basis voor de balans van de eigenCO2-emissies en voor het vaststellen van de zogenaamde Corporate Carbon Footprint (CCF). Er wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte broeikasgasemissies. In principe moeten directe broeikasgasemissies worden geregistreerd. Voor indirecte broeikasgasemissies bepaalt ISO 14064-1 dat deze moeten worden geregistreerd volgens hun materialiteit. Met andere woorden, als ze significant zijn voor het betrokken bedrijf, moeten ze worden geregistreerd. Hiervoor bestaan vijf subcategorieën:
- Indirecte broeikasgasemissie van ingevoerde energie.
- Indirecte BKG-emissies van vervoer
- Indirecte BKG-emissie van door de organisatie gebruikte producten.
- Indirecte BKG-emissie in verband met het gebruik van de producten van de organisatie
- Indirecte BKG-emissie uit andere bronnen
Deze vijf categorieën kunnen worden uitgebreid en verder worden onderverdeeld. Elke organisatie die een boekhouding voert, moet materialiteitscriteria vaststellen die zij zal gebruiken om indirecte emissies te classificeren. Voorbeelden hiervan zijn het volume van de emissie, de beïnvloedbaarheid ervan, de toegang tot en nauwkeurigheid van informatie, de belangstelling en verwachtingen van belanghebbenden en andere.
ISO 14064-2 biedt richtlijnen voor het vastleggen van broeikasgasverwijderingen of -reducties op projectniveau.
ISO 14064-3 biedt de basis voor de verificatie van koolstofvoetafdrukken. Deze verificatie komt overeen met de boekhoudkundige periode van doorgaans één jaar en kan worden uitgevoerd door DQS. Het biedt bedrijven de mogelijkheid om in hun externe verklaringen aan te tonen dat aan de eisen voor het in evenwicht brengen van emissies wordt voldaan.
Aanvullende normen
Andere nuttige hulpmiddelen zijn ISO 14067, die richtlijnen geeft voor het kwantificeren van broeikasgassen op productniveau, en EN 16258, een op de transportsector gerichte norm die een methode specificeert voor het berekenen en declareren van broeikasgasemissies en energieverbruik. De norm kan worden gebruikt voor vrachtvervoer, maar ook voor personenvervoer.
HoeCO2-neutraliteit te bereiken - conclusie
Klimaatneutraliteit als geheel - enCO2-neutraliteit in het bijzonder - komt niet zomaar uit de lucht vallen. Maar de bescherming van ons klimaat is de moeite waard. De basis voor klimaatneutraliteit is een veerkrachtige inventaris, en uw bedrijf krijgt de hoogste geloofwaardigheid met een geaccrediteerd certificaat volgens ISO 14064.
Dankzij deze norm kan een broeikasgasinventarisatie de positie van uw bedrijf op de markt verstevigen en interessanter maken voor klanten, aanvragers, leveranciers en dienstverleners. Daartoe is het ook de moeite waard een materialiteitsanalyse op te stellen, zodat u op elk moment de belangrijkste duurzaamheids- en milieuaspecten van uw bedrijf bekend kunt maken. Hoe nauwkeuriger u vaststelt welke impact uw bedrijf heeft op het milieu, hoe sneller u veranderingen kunt doorvoeren en de kwestie vanCO2-neutraliteit en uw bedrijf ver vooruit kunt helpen in de markt.
DQS: Simply leveraging Quality.
Wij zijn uw specialist voor audits en certificeringen, voor managementsystemen en processen - en doen dit al meer dan 35 jaar met veel succes. Opgericht als Duitslands eerste instantie voor de certificering van managementsystemen, richten wij ons op hoe bedrijven worden geleid en georganiseerd. Wij controleren volgens ongeveer 100 erkende normen en voorschriften alsmede bedrijfs- en verenigingsspecifieke normen. Met ons werk leveren wij het management duidelijk bewijs voor actie.
De verificatie van uw BKG-voetafdruk door onze deskundigen is gebaseerd op ISO 14064-3 en verhoogt de geloofwaardigheid van uw bedrijf bij investeerders, klanten en andere belanghebbenden, zoals NGO's (niet-gouvernementele organisaties). Bovendien kunnen potentiële besparingen worden geïdentificeerd en reductiemaatregelen worden uitgevoerd, waardoor ook marktrelevante eisen, bijvoorbeeld van het CDP (Carbon Disclosure Project), kunnen worden afgedekt. Bovendien bent u voorbereid om snel te reageren op eventuele wettelijke voorschriften.
DQS-nieuwsbrief
Altan Dayankac
DQS-productmanager en -expert op het gebied van duurzaamheid, klimaat, milieu en veiligheid op het werk. Altan Dayankac draagt ook zijn expertise bij als auteur en presentator in milieu- en arbo-commissies en op tal van professionele evenementen.