Het kader voor een effectief energiemanagementsysteem (EnMS) ter verbetering van de energiegerelateerde prestaties wordt sinds 2011 geboden door de ISO 50001-norm. Om de toepasbaarheid ervan te verbeteren en deze af te stemmen op de gemeenschappelijke ISO-basisstructuur, is de norm in 2018 grondig herzien en opnieuw gepubliceerd. Lees in het volgende artikel welke veranderingen en verbeteringen de huidige versie van de norm met zich meebrengt.

Energiebeoordeling - wat zegt ISO 50001?

Energiebeoordeling is cruciaal voor effectief energiebeheer. Het wordt in de herziene norm een "tactisch" onderdeel van het energieplanningsproces genoemd (figuur A.2 in het aanhangsel). Clausule 3.5.5 definieert het als "analyse van energie-efficiëntie, energiegebruik en energieverbruik, gebaseerd op gegevens en andere informatie, die leidt tot de identificatie van SEU's en kansen voor het verbeteren van energiegerelateerde prestaties."

Waarvoor worden de resultaten gebruikt?

De resultaten van de energiebeoordeling worden gebruikt om risico's en kansen te overwegen (artikel 6.1), als input voor het energieplanningsproces (artikel 6.2) en als informatie voor de context van de organisatie (artikel 4.1). Zij leveren ook kritische input voor de formulering en prioritering van doelstellingen (clausule 6.2.2).

Het is belangrijk de gebieden met een aanzienlijk energieverbruik nader te bekijken en de energieprestatie-indicatoren en relevante variabelen voor deze gebieden in kaart te brengen. Dit moet worden gedocumenteerd als onderdeel van de energiebeoordeling en voortdurend worden verbeterd via de PDCA-cyclus.

Aandacht voor de "SEU" in het energiemanagement

De Engelse afkorting "SEU" (significant energy use) betekent "significant energieverbruik". In het bedrijf verwijst dit naar die gebieden waar significant energiegebruik plaatsvindt, bijvoorbeeld installaties, systemen, processen of faciliteiten - of met andere woorden: gebieden met een significant aandeel in het totale energieverbruik of een duidelijke hefboom voor het verbeteren van energiegerelateerde prestaties.

De eis om rekening te houden met significant energieverbruik is met de herziene ISO 50001 specifieker geworden. Zo moeten de significante gebieden die in het kader van de vorige procedure werden geïdentificeerd, nu in detail worden bekeken. Voor elk gebied moet het volgende worden bepaald:

  • Personen met relevantie voor energie
  • De energiegerelateerde prestaties ervan (als kengetal)
  • Relevante variabelen

Energiebeoordeling - de nieuwe procedure

Volgens de oude norm(ISO 50001:2011) was de eerste stap in de energiebeoordeling het schatten van toekomstig energiegebruik en -verbruik. Pas daarna moesten mogelijkheden voor verbetering worden geïdentificeerd en geprioriteerd. Volgens de eisen van de nieuwe norm(ISO 50001:2018) is het zinvol om dit andersom te doen, zoals blijkt uit de subsecties d) en e) van clausule 6.3 "Energiebeoordeling". De reden ligt voor de hand: het heeft eigenlijk alleen zin om het toekomstige energiegebruik en energieverbruik in te schatten wanneer de geïdentificeerde mogelijkheden voor verbetering in aanmerking kunnen worden genomen. Dit moet het energiebeheer in de toekomst nog efficiënter maken.

Beïnvloedende factoren - relevante variabelen en statische factoren

ISO 50001 maakt onderscheid tussen twee soorten beïnvloedende factoren:

1. 1. Relevante variabelen

Kwantificeerbare (meetbare) factoren met een significante invloed op de energiegerelateerde prestaties en de eigenschap dat ze kunnen veranderen of variabel zijn, bijvoorbeeld productiehoeveelheden, het weer of de binnentemperatuur.

2. Statische factoren

Deze hebben een significante invloed op de energiegerelateerde prestaties, maar zijn relatief onveranderlijk en worden geacht reeds te zijn vastgesteld, bv. omvang van de installatie, portfolio, apparatuur of gebouwen (punten 3.4.8 / 3.4.9).

De bijbehorende eisen in het kort:

  • Voor elke SEU moeten zowel de relevante variabelen als de EnPI worden bepaald (hoofdstuk 6.3).
  • Bij de vorming van de EnPI en de energetische baseline (EnB) moet rekening worden gehouden met relevante variabelen en statische factoren (hfdst. 6.4 / 6.5).
  • De EnPI moeten worden gecontroleerd op plausibiliteit en afhankelijkheid (6.4).
  • Er moeten passende gegevens worden verzameld voor relevante variabelen en statische factoren.

Waarop moet worden gelet bij de "SEU"?

Het onderscheid tussen variabele invloeden en statische factoren is belangrijk. Aan de variabele invloeden moet bijzondere aandacht worden besteed in het geval van energie-intensieve sectoren en hun energieprestatie-indicatoren (clausule 6.3 e.v.). De statische factoren kunnen leiden tot een aanpassing van de energiegrondslag in geval van een verandering.

Indien bijvoorbeeld een nieuw gebouw wordt gebouwd, een volledig nieuw product aan de portefeuille wordt toegevoegd (bijvoorbeeld aluminium onderdelen), of een productielijn wordt aangepast aan de laatste stand van de techniek, kan deze wijziging van een statische factor leiden tot een aanpassing van de EnB voor het overeenkomstige gebied. Het blijft toegestaan binnen één bedrijf meerdere output-bases te creëren.

Zinvolle kengetallen voor het energiemanagementsysteem

Belangrijke taken in de praktijk zijn vooral het in aanmerking nemen van relevante variabelen bij de vorming van kengetallen en de verificatie daarvan. Variabelen met een significante invloed moeten worden geregistreerd en de gegevens ervan moeten verder worden verwerkt. Wat het verzamelen van gegevens betreft, betekent dit dat andere bedrijfsgegevens in het energiebeheersysteem moeten worden gebruikt om zinvolle resultaten te verkrijgen.

Zo kan bijvoorbeeld de EnPI "energieverbruik in kWh gerelateerd aan bedrijfsuren" voor de ene onderneming zinvol zijn, maar voor een andere alleen een effectieve verklaring van energiegerelateerde prestaties opleveren wanneer rekening wordt gehouden met de productmix en de ordersituatie.

Verbetering van energiegerelateerde prestaties

Het bewijs van verbetering moet worden geleverd in overeenstemming met de certificeringscriteria van ISO 50003. Overeenkomstig ISO 50006 is hier een selectie van opties beschikbaar, bv.

  • Vermindering van het totale verbruik onder constante omstandigheden
  • verbetering van de energie-efficiëntie (weergegeven door een gecontroleerd kengetal) ten opzichte van het basisjaar: het specifieke verbruik van een SEU daalt ten opzichte van het basisjaar
  • Vooruitgang bij het bereiken van een energiedoelstelling
  • Verbetering verifieerbaar in een uitgevoerde individuele maatregel (weergave bv. via projectindicator), trendwaardebepalingen via organisatorische maatregelen, bv. invoering van gecoördineerd onderhoud of lekkage-inspecties.

Bewijs van continue verbetering

Bijzondere aandacht wordt besteed aan observatie achteraf. Als bijvoorbeeld in 2020 een audit plaatsvindt, moet het bedrijf tegen die tijd al een verbetering voor het jaar 2019 kunnen aantonen. De eis om continue verbetering te kunnen aantonen staat in artikel 10.2 van de huidige versie van de norm. Continue verbetering wordt gedefinieerd als een "terugkerende activiteit om de prestaties te verbeteren" (clausule 3.4.16).

Bijlage A.4 legt uit dat het bewijs van continue verbetering niet alle EnPI-waarden hoeft te omvatten, zodat het voldoende is als er een verbetering is met betrekking tot het gehele toepassingsgebied. Volgens bijlage A.10 stelt de nieuwe norm dat verbeteringen periodiek moeten worden doorgevoerd. De frequentie, de reikwijdte en het tijdschema van de maatregelen zijn gebaseerd op de context van het bedrijf, economische factoren en andere omstandigheden.

Verdere verwijzing naar ISO 50003:2021

Volgens ISO 50003 moet verbetering worden aangetoond bij elke eerste certificering en daarna bij elke hercertificering. Daarbij moet de verbetering worden beoordeeld door de EnPI te vergelijken met de bijbehorende EnB. Bij de toezichtsaudits daarentegen ligt de nadruk van de verificatie op de uitvoering van de verbetermaatregelen. De vermindering van het totale verbruik is alleen aanvaardbaar als bewijs als de randvoorwaarden niet of slechts onbeduidend zijn veranderd, dat wil zeggen dat er geen relevante variabelen aanwezig zijn.

Zoals vermeld in ISO 50001:2018, A.4, betekent het aantonen van continue verbetering van energiegerelateerde prestaties over het hele toepassingsgebied en binnen de grens(en) van het EnMS niet dat alle EnPI-waarden verbeteren. Sommige EnPI-waarden verbeteren terwijl andere dat niet doen; over het gehele toepassingsgebied van het EnMS toont de organisatie echter verbetering van energiegerelateerde prestaties aan. Naast EnPI's voor de SEU's zijn er dus ook metrieken nodig voor de organisatie als geheel, omdat de geadresseerde van alle ISO 50001:2018-eisen "de organisatie" is, die verbetering van haar systeem en prestaties moet bereiken en vastleggen. In deze context moeten de organisatiegerelateerde metrics een algemene trendontwikkeling opleveren.

Voor organisaties met meerdere locaties draagt elke locatie niet in gelijke mate bij aan het verbeteren van de energiegerelateerde prestaties. Net als bij een organisatie met één locatie, kan een organisatie met meerdere locaties de verbetering van energiegerelateerde prestaties op verschillende niveaus definiëren. Deze kunnen betrekking hebben op de gehele organisatie, de afzonderlijke locaties, het systeem, de processen of de apparatuur. Zoals gezegd moet de organisatie als geheel haar prestatieverbetering aantonen.

Wat betekent verbetering concreet?

Zoals eerder gezegd, wordt bij continue verbetering verwacht dat verbeteringen periodiek optreden. Hier betekent "continu" dat het zich gedurende een bepaalde periode voordoet, maar met tussenpozen van onderbreking (in tegenstelling tot "continu", dat betekent dat het zich zonder onderbreking voordoet).

Verbetering van energiegerelateerde prestaties kan bijvoorbeeld worden aangetoond als een vermindering van het genormaliseerde energieverbruik of door vooruitgang in de richting van energiedoelstellingen.

Voor een commercieel gebouw in een regio waar de temperatuur niet sterk varieert, zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn om aan te tonen dat het totale energieverbruik in de loop der tijd afneemt onder overigens gelijke omstandigheden.

Het is ook denkbaar dat het totale energieverbruik van een bedrijf toeneemt, maar dat de gespecificeerde EnPI verbetert. Dit is een eenvoudig verband wanneer er een relevante variabele en geen basislast is. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bedrijf extra apparatuur aanschaft, waardoor het totale verbruik toeneemt, maar die apparatuur aanzienlijk energie-efficiënter is dan de bestaande apparatuur.

Een ander voorbeeld betreft apparatuur waarvan de energiegerelateerde prestaties afnemen naarmate zij ouder wordt, bijvoorbeeld door slijtage.

Het vertragen of verminderen van de prestatievermindering als gevolg van een passend beheer van de exploitatie en het onderhoud kan een bewijs zijn van verbeterde energiegerelateerde prestaties zoals bepaald door de EnPI's van de organisatie.

Energiemanagement en het belang ervan voor een organisatie - een casestudie

Ons voorbeeldbedrijf is een middelgrote industriële onderneming in de staalsector. Het levert onderdelen voor de productie van motoren, die in een eigen gieterij worden vervaardigd. Er werken 200 werknemers in het productieproces (gieterij 35, onderdelenbewerking 165 werknemers). De produktie: ongeveer 1000 ton gesmolten ijzer per maand in de gieterij en een aantal daaruit vervaardigde onderdelen, zoals tandwielen, vliegwielen, enz. in de onderdelenbewerking in meerploegendienst.

Het bedrijf bepaalde eerst het totale energieverbruik met alle soorten energie (elektriciteit ongeveer 28 GWh per jaar, gas 2,6 GWh per jaar, stadsverwarming 2 GWh per jaar). Wanneer wordt nagegaan hoeveel energie waar in het bedrijf wordt gebruikt, kon worden vastgesteld dat de elektrisch bediende smelterij met inductieovens goed is voor iets minder dan 37% van de totale hoeveelheid energie, maar voornamelijk elektriciteit (ongeveer 10 GWh per jaar).

Op basis van de eigen criteria van het bedrijf (hier vanaf 10 % van het totale verbruik) werd de smelterij dus aangemerkt als een belangrijk gebied (SEU). Voor het gebied "smelterij" moeten nu de volgende punten worden gedefinieerd:

  • personeel met invloed op het energieverbruik en de efficiëntie van de smelterij (bij voorkeur besluitvormers)
  • Een energieprestatie-indicator EnPI, bv. kWh elektriciteit per ton gesmolten ijzer
  • Relevante variabelen

Het bedrijf kijkt dus naar het smeltgebied en bekijkt samen welke veranderende beïnvloedende factoren de smeltprestaties kunnen beïnvloeden, bv. de gedreven productmix, d.w.z. effectief geproduceerde staalsoorten.

Conclusie

Door het gebruik van een energiebeheersysteem (EnMS) worden vaak aanzienlijke en bijna kostenloze besparingsmogelijkheden bereikt door eenvoudige organisatorische maatregelen. De huidige versie van ISO 50001 wil bedrijven helpen hun energieverbruikende activa optimaal te benutten en een efficiënter energiegebruik in de hele procesketen te bevorderen. De nieuwe, gemeenschappelijke High Level Structure (HLS) zorgt voor compatibiliteit met andere managementsysteemnormen zoals ISO 9001, ISO 14001 of ISO 45001, wat een merkbaar voordeel is bij de invoering of omzetting en implementatie van een geïntegreerd managementsysteem.

ISO 50001-certificering omtrent het energiemanagement uitgevoerd door een man en een vrouw, al wandelend doorheen de zonnepanelen
Loading...

ISO 50001 certificatie

Hoeveel inspanning moet u verwachten voor een certificering? Ontdek het gratis en vrijblijvend.

DQS: Simply leveraging Quality.

DQS is door DAkkS geaccrediteerd voor alle gangbare managementsysteemnormen zoals ISO 9001, ISO 14001, ISO 45001 of ISO 50001. In de aanloop naar certificering kan een pre-audit dienen als een eerste prestatie-evaluatie om sterke punten en verbeterpotentieel te identificeren. Voor grotere certificeringsprojecten is een projectplanningsvergadering een waardevolle gelegenheid om DQS en uw auditor te leren kennen. De daaropvolgende systeemanalyse (fase 1-audit) dient om uw managementsysteem met zijn processen, voorschriften en documenten vast te leggen. In de certificeringsaudit (fase 2 audit) vindt de eigenlijke systeembeoordeling plaats. Als aan alle normeisen is voldaan, ontvangt u van DQS een internationaal erkend certificaat.

Auteur
Tyrone Adu-Baffour

Deze milieu-ingenieur kijkt terug op meer dan 10 jaar ervaring als projectingenieur voor energie-efficiëntie en energiemanagement, alsook op het gebied van duurzaamheid. Hij is DQS-normenexpert en productmanager voor energie- en klimaatmanagement, en auditor voor de normen ISO 9001, ISO 14001 en ISO 50001.

Loading...